Gronden van beroep en bijlagen inzake de verstoring van gemeentelijk monument kerkgebouw De Ark, Van Ollefenstraat 9 te Amsterdam (Slotervaart) Afdrukken

 

Correspondentieadres:
Erfgoedvereniging Heemschut, Commissie Amsterdam
t.a.v. Norman Vervat
Vondellaan 6
1217 RX Hilversum
Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.


Aan de Rechtbank Amsterdam
Sector bestuursrecht Algemeen
Postbus 75850
1070 AW Amsterdam


Betreft: gronden van beroep en bijlagen inzake de verstoring van gemeentelijk monument Van Ollefenstraat 9 te Amsterdam (zaaknumer AMS 13 / 6928 ONBEK.)


Hilversum, 24 december 2013


Geachte heer/mevrouw,

Op 25 november 2013 hebben de Bewonersvereniging ProWest en de Erfgoedvereniging Heemschut pro-forma beroep aangetekend tegen het besluit van het stadsdeel Nieuw-West (Amsterdam) op bezwaar tegen de verstoring van gemeentelijk monument Van Ollefenstraat 9 (kenmerk 2013/UIT/13148). Op 28 november heeft u ons verzocht om onze gronden van beroep aan te leveren. Dit doen wij door middel van deze brief. Tevens hebben wij op 6 december toestemming gekregen om het beroep van het Cuypersgenootschap bij onze zaak te voegen. Bijgevoegd bij deze brief vindt u een kopie van het besluit van stadsdeel Nieuw-West, uittreksels van het handelsregister, statuten en machtigingen.

Kerkgebouw De Ark, gebouwd in 1959-1960 naar ontwerp van de bekende architect Piet Zanstra, is één van de belangrijkste naoorlogse kerkgebouwen van Amsterdam, en daarom beschermd als gemeentelijk monument. Het besluit waartegen wij beroep aantekenen betreft een omgevingsvergunning die zal leiden tot sloop van ongeveer een zesde van het gebouw, een aantal forse ingrepen in wat overblijft en ruimte voor een verstorende aanbouw pal tegen het gebouw. Het zal duidelijk zijn dat dit een flinke aantasting van de monumentale waarde van het gebouw betreft.

De vraag waar het om draait is of de rechtvaardiging van deze aantasting zodanig goed is onderbouwd, dat het stadsdeelbestuur in redelijkheid tot zijn sloopbesluit heeft kunnen komen. Die onderbouwing heeft, zoals gebruikelijk, de vorm van een belangenafweging, waarin de motivatie voor en gevolgen van de gedeeltelijke sloop worden afgewogen tegen de waarde die erdoor wordt aangetast. Volgens het besluit op bezwaar rechtvaardigt de belangenafweging (na enige procedurele correcties) het genomen besluit voldoende. Deze redenering kunnen wij niet volgen, omdat er naar onze mening noodzakelijke elementen in de belangenafweging ontbreken, relevante wel aanwezige informatie genegeerd is, en er reden is om aan de kwaliteit van bij de beslissing gebruikte adviezen te twijfelen. Meer specifiek gaat het daarbij om de volgende drie punten:

1. Ontbreken van een serieuze verkenning van alternatieve mogelijkheden

Het is bij sloop en ingrijpende aanpassing van monumenten, en zeker die van hoge kwaliteit en gaafheid, gebruikelijk, en naar onze mening voor een goede en zorgvuldige afweging ook onontbeerlijk, om verschillende scenario’s te bekijken en (op basaal niveau) door te rekenen. Dit is voor zover we kunnen nagaan hier niet gebeurd. Er worden in de stukken alleen 3 verschillende varianten getoond op de huidige plannen, met een toevoeging van een groot nieuw volume aan de achterzijde van de kerk. Toch wordt in de stukken een aantal keren gesuggereerd dat renovatie zonder gedeeltelijke sloop en nieuwbouw niet haalbaar zou zijn. Ook wordt beweerd, zonder dat duidelijk wordt waar dit op gebaseerd is, dat het gebouw niet meer aan huidige technische eisen voldoet. Onderzoek naar alternatief gebruik van het gebouw en/of verkoop zou op niets uitgelopen zijn. Bij gebrek aan onderbouwing zou net zo goed het tegendeel beweerd kunnen worden, bijvoorbeeld dat een (eenvoudige) restauratie de goedkoopste en beste oplossing zou zijn, en het gebouw technisch nog prima in orde is. Stukken die de noodzaak van de voorgestelde ingreep onderbouwen ontbreken. Er lijkt hier eerder gekozen te zijn voor de meest lucratieve oplossing voor eigenaar en ook het stadsdeel (extra erfpachtopbrengsten voor de groenstrook).

Kortom, voor een zorgvuldige afweging en daarmee besluitvorming zou er onderzoek gedaan moeten zijn naar de staat en bruikbaarheid van het gebouw nu, en naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van minder ingrijpende alternatieven voor de huidige plannen, en de resultaten daarvan zouden vervolgens in de besluitvorming moeten zijn betrokken.

2. Negeren van beschikbare informatie.

Het Stadsdeelbestuur beroept zich, in navolging van de bezwaarschriftencommissie, op de bewering van de eigenaar van de kerk dat de beschikbare financiële middelen ook bij gedeeltelijke nieuwbouw slechts toereikend zijn voor renovatie van het hoognodige. Ook in de overwegingen van de Welstandscommissie om positief te adviseren over de plannen lijkt dit financiële argument een rol te spelen. Stukken die dit onderbouwen ontbreken echter in het dossier. Sterker nog, uit openbaar beschikbare informatie, de jaarstukken van PKA de eigenaar van het gebouw (ook beschikbaar op de website van de PKA, in balk-> geldzaken-> kerk,diaconie en geld-> Jaarrekening 2012), lijkt het tegendeel naar voren te komen: in 2012 is het aanzienlijke eigen vermogen van de PKA toegenomen met ruim € 2.6 miljoen, en zijn de onderhoudsvoorzieningen voor kerkgebouwen en orgels met een extra dotatie van ruim 1 ton naar € 1.77 miljoen opgehoogd, bovenop de jaarlijkse dotatie van 3 ton voor grootonderhoud van 20 wijkkerken en orgels. Alle kerken staan voor € 1,- op de balans, waardoor verkoop in de huidige staat bijna per definitie winst zou opleveren. Inderdaad is de Jacobuskapel, waarmee de Ark is samengevoegd, voor € 2 miljoen verkocht. 50 % van deze opbrengst gaat naar de Ark/Jacobus gemeente ter versterking van de Ark/Jacobus, in aanvulling op een al bestaande Algemene reserve van € 2.4 miljoen (zie blz. 47 van de Jaarrekening). Uit deze cijfers zou kunnen worden afgeleid dat er in ieder geval ruim 3 miljoen euro, en vermoedelijk aanzienlijk meer, direct voor renovatie beschikbaar zou moeten zijn, zonder dat er nog sprake is van eventuele opbrengsten. Bij gebrek aan gegevens (zie ons vorige punt) is natuurlijk niet duidelijk hoe zich dat verhoudt tot noodzakelijk en gewenst herstel en aanpassing van het gebouw, maar het staat buiten kijf dat voor een dergelijk bedrag op zijn minst langdurige instandhouding van het gebouw haalbaar is (de ontwikkelaar heeft eerder mondeling aangegeven dat de renovatie van de kerk ca. 1 miljoen tot 1,5 miljoen euro zal kosten). Hoe rendabel dit is, is minder duidelijk, maar uit de jurisprudentie blijkt dat dit, binnen redelijke grenzen, bij monumenten van ondergeschikt belang is.

Kortom: de (niet onderbouwde) bewering van de eigenaar dat gedeeltelijke sloop/nieuwbouw noodzakelijk is (en maar net toereikend) voor behoud van het monument lijkt te worden tegengesproken door openbare informatie over de vermogenspositie van de eigenaar, en de reeds voor de plannen beschikbaar gestelde middelen.

3. De kwaliteit van de gebruikte adviezen en de daarmee de belangenafweging

In de Erfgoedverordening Nieuw-West 2013 is onder artikel 11 opgenomen dat een vergunning voor slechts kan worden verleend als het belang van de gemeentelijke monumenten zich daartegen niet verzet. Dit punt is door het bestuur en de bezwaarschriftencommissie van het stadsdeel amper opgepakt, naar wij vermoeden omdat het als een relatief element wordt gezien, en daarmee impliciet al in de belangenafweging verwerkt is. Daarover kan gediscussieerd worden. Feit is echter dat de plannen, absoluut gezien, zich heel duidelijk tegen de belangen van de monumentenzorg verzetten, en dat dit ook uit deskundigenadviezen naar voren komt. Het gemeentelijke Bureau Monumenten en Archeologie heeft negatief geadviseerd over de sloop/nieuwbouw. Gerrit Vermeer, erfgoeddeskundige van de Universiteit van Amsterdam, heeft heel duidelijk aangegeven waarom deze plannen niet in het belang van de monumentenzorg zijn, en schrijft in zijn stuk van 4 juni 2013 onder andere: De voorgenomen sloop kan hier zelfs als een moedwillige vernieling van een monument gezien worden en dus als een flagrante overtreding van de Monumentenverordening. In dit licht gezien zou een besluit dat tot gedeeltelijke sloop leidt, meer dan gebruikelijk aandacht moeten hebben voor de evt. te beschadigen monumentale waarde, en zouden de voordelen van de nu vergunde aanpak helder onderbouwd moeten zijn. Hierboven hebben we al gezien dat dit laatste nauwelijks het geval lijkt in praktische zin. Ook aan de inhoudelijke kant rammelt er het nodige.

De inhoudelijke besluitvorming van het stadsdeel lijkt namelijk vooral gebaseerd te zijn op het advies van de Commissie van Welstand en Monumenten (CWM), die ondanks (en met inachtneming van) het advies van BMA, de plannen heeft goedgekeurd. Dit is het goed recht van de CWM, en het is natuurlijk ook niet ongebruikelijk dat een gemeente een dergelijk advies volgt. Echter, in dit specifieke geval zijn wij van mening dat de combinatie van de zojuist geschetste inhoudelijke achtergrond, de hierboven al aangevoerde gebrekkige feitelijke achtergrondinformatie en de wel erg magere en evident subjectieve onderbouwing van het standpunt van de CWM een zorgvuldige besluitvorming bij voorbaat onmogelijk maakten. Het stadsdeel had dit moeten signaleren en repareren, in plaats van een besluit te nemen.

Ter toelichting enkele voorbeelden van redeneringen van de CWM die volgens ons evident onzorgvuldig of onjuist zijn:

De benadering van Welstand lijkt erg subjectief, niet gebaseerd op de advisering van BMA en beschrijvingen van de kerk. De opmerking over de gedeeltelijk te slopen onderbouw is bijvoorbeeld opmerkelijk. Welstand schrijft in haar verslag van de vergadering van 5 oktober 2011: De vierkante onderbouw heeft, in tegenstelling tot sommige andere kerken, geen religieuze maar louter een functionele betekenis. Hierdoor leidt wijziging van de plattegrond niet tot een onacceptabele aantasting van de monumentale waarden. Deze benadering van Welstand strookt niet met de redengevende beschrijving van BMA en een rapport van onderzoeksbureau Urban Fabric, op basis waarvan de kerk ooit is aangewezen tot monument. BMA en Urban Fabric kennen aan de multifunctionele onderbouw een belangrijke typologische waarde toe. De opmerking van Welstand over de waarde van de onderbouw van de kerk is subjectief, niet gebaseerd op de monumentale waardering van het gebouw.

Onjuist is ook dat Welstand in haar argumentatie (van 5 oktober 2011) de nieuwbouw in de omgeving van de kerk betrekt. Achter de kerk komt woningbouw. Deze vervangt een op deze plek gesloopt verzorgingshuis. Welstand voert aan dat de bijzondere alzijdige opzet van de kerk in de toekomst zal worden aangetast, doordat hogere woonblokken in de omgeving worden gerealiseerd. Deze toekomstige woonblokken zullen het decor vormen van de kerk, wat een verstoring van het beeld oplevert. Door ter plaatse van de kerk een nieuwbouwgedeelte te plaatsen op een kwalitatief hoogwaardige wijze, zal volgens Welstand een eigen, passende 'achterwand' worden gemaakt voor de kerk. Dit is een ondeugdelijke motivering, die bijna volledig overgenomen lijkt van de betrokken architecten (Achtergronden en Conceptontwikkeling, gericht op renovatie en revitalisering van kerkgebouw “De Ark”, Amsterdam Slotervaart, 19 april 2011). Om te beginnen heeft de alzijdigheid betrekking op het gebouw zelf op haar groene kavel, niet op panden in de wijdere omgeving. Ook moet geconstateerd worden dat er al enige decennia geleden hogere flats rondom de kerk zijn gebouwd. Deze zijn echter nooit een reden geweest om het gebouw minder te waarderen, bij de aanwijzingsprocedure tot monument heeft de omgeving geen doorslaggevende rol gespeeld. De in de komende jaren weer te wijzigen stedenbouwkundige setting kan dus ook geen argument zijn om in te stemmen met de plannen. Ook kan aangevoerd worden dat het nieuwbouwgedeelte op de plek van een deel van de kerk juist als een stoorzender zal werken bij de beleving van het gebouw, en dus niet als een passende achterwand. Dit wordt bevestigd in het advies van BMA. BMA schrijft bijvoorbeeld: De oorspronkelijke vormentaal van een vierkant grondplan met de daar boven uitstekende plastische accenten van de kerkzaal en bidkapel wordt ondergeschikt gemaakt aan het nieuwe volume van het woningblok. Ook het kenmerkende silhouet van de kerk wordt drastisch gewijzigd. Zo wordt door deze verandering de eenvoudige oorspronkelijke opzet van het spel met volumes van het vierkante grondplan met het grotere organische dak van kerkzaal en het kleine accent van de bidkapel teniet gedaan.

Kortom, het advies van de CWM dat een belangrijke onderbouwing vormt van het besluit van het stadsdeel, is op belangrijke punten strijdig met deskundige waarderingen van het gebouw en de renovatieplannen, zonder duidelijke onderbouwing of afweging. Gezien het ingrijpende karakter van de gedeeltelijke sloop/nieuwbouw, en de terughoudendheid die de monumentenverordening vraagt, zou voor een deugdelijke besluitvorming een nadere toetsing van het advies van de CWM nodig zijn geweest. Zonder een op deze manier versterkt welstands- en monumentenadvies, is er geen sprake van de noodzakelijke zorgvuldigheid bij de belangenafweging die tot het door ons bestreden besluit heeft geleid.

Samengevat verzoeken wij uw rechtbank om ons beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen.

ProWest, Bond Heemschut en het Cuypersgenootschap behouden zich het recht voor om nog aanvullende stukken in te dienen.

Hoogachtend,

Namens de besturen van de bovengenoemde organisaties,

D. Mulder, Stichting Cuypersgenootschap

N.W.A. Vervat, Bond Heemschut

T. Rombout, ProWest

 

Laatst aangepast op vrijdag, 17 januari 2014 14:05